Toen Eikelsprietje zijn kopje uit de aarde stak, klonk boven hem een zucht van verlichting. Eikelsprietje zelf hoorde daar niks van, zoals hij ook niet hoorde dat er na die zucht twee woorden kwamen. Hij zat nog helemaal onder het zand. ‘Een wonder’, zei Muis, die met ingehouden adem en zijn neus op de grond had liggen kijken hoe het sprietje uit de aarde tevoorschijn kwam. ‘Wat is een wonder’, vroeg Eekhoorn die toevallig voorbij liep. ‘De geboorte van een boom’, sprak Muis op plechtige toon terwijl hij wees naar het sprietje dat dapper uit de grond oprees. ‘Hoezo is dat een wonder?’, zei Eekhoorn, ‘dat is gewoon een eikel die te lang in de grond lag omdat ik vergat hem op te graven’. ‘Als jij vergeet waar jij je beukennootjes verstopt hebt, groeit er ook een sprietje uit. Dat is geen wonder, dat is de natuur.’ Eekhoorn keek zo streng en zelfverzekerd, dat Muis er een beetje bang van werd. Hij had wel honderd vragen, maar durfde er niet één te stellen uit angst dat Eekhoorn hem dom zou vinden. Beteuterd keek hij naar het sprietje, dat alweer een beetje groter was en zachtjes heen en weer leek te wiebelen, alsof het iets van zich afschudde. ‘Waar kijk je naar?’, hoorde hij ineens Uil pal naast zich vragen. Muis schrok daar zo van, dat hij van schrik omhoog sprong en Uil op een veertje na raakte. Uil die hem een vraag stelde, dat was het tweede wonder van deze dag. Alle andere dagen moest hij zich voor Uil verstoppen omdat deze hem even graag in zijn voorraadkamer wilde hebben als Muis en Eekhoorn eikels en beukennootjes verzamelden. Muis gaf van schrik antwoord. ‘Ik kijk naar dat Eikelsprietje dat nog maar net geboren is.’ Omdat Uil na deze woorden nog steeds niet van plan leek hem op te eten, besloot Muis nog even door te gaan. ‘Eekhoorn zegt dat de geboorte van een boom geen wonder, maar de natuur is’, zei hij daarna. ‘Het is inderdaad de natuur’, zei Uil, ‘en het is dus ook een wonder. Het wonder van de natuur.’ Huh? Het wonder van de natuur? Muis snapte er nu helemaal niks meer van. Voorzichtig keek hij naar Uil op. Als deze echt zo wijs was als iedereen zei, moest híj in de ogen van Uil verschrikkelijk dom zijn. Hij was immers maar een piepklein bosmuisje dat niks wist en zich dus overal over verwonderde. Eén domme vraag meer of minder maakte vast geen verschil. ‘Wat is het wonder van de natuur?’, vroeg hij. ‘De natuur’, zei Uil. Muis vond dit antwoord zo vreemd dat hij het aandurfde nog een domme vraag te stellen, dit keer zelfs iets minder beleefd. ‘Als de natuur zelf het wonder van de natuur is, wat is dan een wonder?’ Uil zweeg. Hij wilde eigenlijk nog een keer ‘de natuur’ zeggen, maar begreep dat dit niet erg wijs over zou komen. Een ander antwoord kon hij echter niet bedenken. ‘Wat denk je zelf?’, vroeg hij daarom aan Muis die zich bijna verslikte in de gedachte dat die wijze Uil hém iets vroeg. Zou de wijsheid van Uil zo groot zijn dat geen vraag hem dom kon laten lijken? ‘Het is wijzer vragen te stellen dan antwoorden te geven’, zei Uil alsof hij de gedachten van Muis kon lezen. ‘Een wijs dier weet dat hij niks weet.’ Muis vond dit het domste antwoord dat hij ooit gehoord had. Een wijs dier weet dat hij niks weet. Langzaam herhaalde hij de woorden in zichzelf. Toen zag hij het. Hij, die piepkleine bosmuis, was superwijs. Hij wist immers niks en had wel honderd vragen die hij nu eindelijk kon stellen.
Peinzend zaten Uil en Muis naast elkaar. ‘Een wonder’, riep Eekhoorn die langs hen huppelde. Tegelijk keken Uil en Muis op. ‘Wat is een wonder’, vroeg Uil. ‘Dat jullie naast elkaar zitten’, zei Eekhoorn. ‘Dat is namelijk helemaal niet natuurlijk.’ Daarna zweeg ook hij. Samen staarden ze naar Eikelsprietje dat het laatste zand van zijn kopje wiebelde. Zich totaal niet bewust van de wonderen die hij veroorzaakt had.
Copyright tekst: Marlijn Nijboer / illustratie: Janneke Hoek
Terug naar de pagina ‘natuur’ om meer verhalen te lezen? Klik hier!